Staatssecretaris Van Ark van SZW vindt een Landelijke gedragscode ongewenste omgangsvormen voor organisaties in Nederland niet nodig. Wel wil zij werkgevers en werknemers handvatten bieden over hoe zij zelf een gedragscode kunnen opstellen.
Staatssecretaris Van Ark schrijft dit in haar Kamerbrief onderzoek gedragscode ongewenste omgangsvormen. Van Ark gaat nog een stappenplan ontwikkelen voor het opstellen van zo’n gedragscode. Daarin moet volgens haar aandacht zijn voor de rol die werknemers en hun vertegenwoordigers (ondernemingsraad of PV) in een gedragscode kunnen spelen.
Behalve dit stappenplan moet er volgens de bewindsvrouwe ook een checklist komen voor de inhoud van een gedragscode. Als aanvulling lijken haar praktijkvoorbeelden nuttig die laten zien hoe organisaties hun gedragscode levend kunnen houden. Van Ark trekt deze conclusies in de Kamerbrief bij het onderzoek “Omgaan met ongewenste omgangsvormen. Toegevoegde waarde van een gedragscode”.
Aan het onderzoek werkten 400 organisaties mee. Daarbij stond de vraag centraal of een gedragscode ongewenste omgangsvormen ongewenst gedrag op de werkvloer zou helpen tegengaan. En zou helpen om zulk gedrag te bestrijden. Maar de meerderheid van deze organisaties (56%) zag die toegevoegde waarde niet. Wel zagen zij een belangrijk nadeel: door ongewijzigd kopiƫren zou een landelijke gedragscode aansluiting missen met de praktijk.
De onderzoekers beschrijven een praktijkvoorbeeld. Daarin hebben werknemers actief meegedacht over gedragsregels. Daarbij bleek dat te abstract geformuleerde gedragsregels werknemers niet aanspreken. “U zult niet pesten en geen ongewenst gedrag vertonen” slaat dus niet aan. Maar de huisregels concreet maken, werkt wel. Herkenbare praktijksituaties maken het doel van die huisregels vervolgens duidelijk.
Ook zonder gedragscode ongewenste omgangsvormen moeten werkgevers trouwens al beleid voeren tegen ongewenst gedrag. Zij moeten dit arbeidsrisico in elk geval opnemen in de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Een andere goede aanpak van ongewenst gedrag in de organisatie is het aanstellen van een vertrouwenspersoon.
Stel, de huisregel luidt dat werknemers geen bijnamen voor elkaar gebruiken. Want iemand een ‘amateur’ noemen als die persoon iets niet goed doet, kan nieuwe medewerkers heel onzeker maken. Ook als dit als een grap is bedoeld. In het beschreven praktijkvoorbeeld verminderde het pestgedrag door de concreet gemaakte gedragscode ongewenste omgangsvormen. Ook greep het management sneller in en spraken werknemers elkaar makkelijker aan bij ongewenst gedrag.
Bron: rijksoverheid.nl
Terug naar het nieuwsoverzicht